‘Beste 60-plussers, ik schrik van jullie schaamteloze egoïsme en onwetendheid’
Gepensioneerden worden het hardst gepakt, krijgen niet waar ze recht op hebben en worden door jongeren verfoeid. Allemaal onwetendheid, schreef Volkskrantredacteur Yvonne Hofs in een open brief aan verongelijkte ouderen. Het artikel met daarin acht drogredenen in het pensioendebat leidde in september 2013 tot een verhitte discussie. Lees het hieronder terug.
‘Als u als jongere vindt dat u te weinig verdient, probeer dan niet geld bij ouderen weg te halen. Wij ouderen hebben voor onze welvaart hard gewerkt. Doet u dat dan ook, maar blijf van de welvaart van anderen af.’ (C.L., 86 jaar)
Wat ik vooral in al die reacties lees, is angst. Angst en onwetendheid. Angst omdat jullie decennialang dachten te kunnen rekenen op een veilig en vast inkomen op de oude dag. Nu jullie op je kwetsbaarst zijn, gestopt met werken en afhankelijk van een uitkering, wordt die zekerheid onder jullie vandaan getrokken. Het pensioen stijgt niet meer mee met de inflatie, waardoor de koopkracht van gepensioneerden al vijf jaar daalt. Van honderdduizenden 60-plussers is het pensioen zelfs verlaagd. Daar bovenop komen stijgende zorgkosten. Senioren, als groep grootverbruikers van gezondheidszorg, moeten steeds meer zorg uit eigen zak betalen.
‘Mij is altijd beloofd dat ik 70 procent van het laatste salaris zou krijgen. Ik voel mij heel erg bedrogen.’ (C.L., 86 jaar)
Die angst kan ik me voorstellen. Voor onwetendheid heb ik minder begrip. Het gros van de argumenten die boze 60-plussers aanvoeren, staat namelijk haaks op de feiten. Sorry dat ik het zeg. Die onwetendheid is verwijtbaar, want te vermijden. Ik heb sterk de indruk dat verongelijkte ouderen de makkes van het huidige pensioenstelsel gewoon niet wíllen begrijpen. Want als ze het begrijpen, kunnen ze de waarheid niet langer ontkennen. Die waarheid is dat 60-plussers terecht een deel van hun pensioen inleveren, hoe vervelend dat ook voor hen is. Iedereen die zich ook maar een beetje in de pensioenproblematiek verdiept, zou dat in moeten zien.
Henk Krol ziet het niet. Desondanks of juist daardoor heeft zijn 50Plus-partij tien Kamerzetels in de peilingen. Krol gaat tijdens zijn publieke debatten nooit in op argumenten van zijn tegenstanders. Hij herhaalt slechts tot vervelens toe zijn slogans over ouderen die onevenredig ‘worden gepakt’, zonder deze bewering deugdelijk te onderbouwen. Neem bijvoorbeeld de volgende, recente woordenwisseling op Twitter:
@martijngremmen: ‘Iedereen moet bijdragen en hoe je het ook wendt of keert: gepensioneerden hebben gemiddeld het meest te besteden!’
@HenkKrol: ‘Of hebben ze het langst gewerkt, het forst afgedragen en het meest gespaard?’
Krol gaat niet in op het argument van de tegenstander (dat correct is als je naar de vermogenspositie van 65-plussers kijkt), maar antwoordt met een agressieve, niet beargumenteerde tegenwerping. Het juiste antwoord op Krols vraag is overigens: ‘nee, nee en nee’.
Als hij zijn standpunt een keer wel met ‘feiten’ onderbouwt, dan kloppen ze niet. Hij zegt wat zijn achterban wil horen (‘Handen af van ons pensioen!’) en dat is alles wat zijn kiezers kennelijk interesseert. PVV en SP gebruiken dezelfde drogredeneringen om de pensioenrechten van ouderen te verdedigen. De boze 60-plussers hebben daarmee volgens Maurice de Hond virtueel al 66 Kamerzetels veroverd.
Het is dieptreurig dat de onvermijdelijke hervorming van het pensioenstelsel in een loopgravenoorlog tussen jong en oud is ontaard. Daarom ga ik proberen jullie ervan te overtuigen dat jullie terecht inleveren. Dat dit niet meer dan eerlijk is tegenover de generaties die na jullie komen: jullie eigen kinderen en kleinkinderen. Ik zal de drogredenen uit het boze 60-plusser-vocabulaire een voor een behandelen. Ik put daarbij uit e-mailtjes aan de Volkskrant, uit ingezonden stukken en reacties op internet.
Tussen 1990 en 2010 is het doorsnee inkomen van 65-plussers 26 procent gestegen; dat van werkenden met 18 procent. Het doorsnee vermogen van gepensioneerden is verviervoudigd, terwijl het vermogen van jongeren onder de 45 jaar is gekrompen
Drogreden 1: De ouderen gaan er al het hardst op achteruit.
Het is waar dat ouderen sinds 2008 meer koopkracht hebben ingeleverd dan andere groepen. Maar als je de koopkrachtontwikkeling over een langere periode volgt (2000-2014), geldt dat voor de meeste individuele AOW’ers niet. Bovendien: als groep worden de gepensioneerden steeds rijker. De ouderen die overlijden zijn in doorsnee armer dan de 65-jarigen die de AOW instromen. U zult als tachtiger misschien zeggen: ‘dat is voor mijn privéportemonnee niet relevant’. Begrijpelijk, maar in de discussie over de eerlijke verdeling van de pensioenen is het wel relevant. De 50-minners subsidiëren namelijk de pensioenen van de ouderen. Hoe dat zit, daar kom ik zo op.
Voor nu is belangrijk dat zo’n subsidie uit het oogpunt van solidariteit alléén te rechtvaardigen is als gepensioneerden gemiddeld slechter af zijn dan werkenden. Het omgekeerde is waar. Tussen 1990 en 2010 is het doorsnee inkomen van 65-plussers 26 procent gestegen; dat van werkenden met 18 procent. Het doorsnee vermogen van gepensioneerden is verviervoudigd, terwijl het vermogen van jongeren onder de 45 jaar is gekrompen. Afgemeten aan vermogen zijn de gepensioneerden de rijkste leeftijdsgroep van Nederland.
Daar komt nog iets bij: als de pensioenen worden verlaagd of niet geïndexeerd, hebben jongeren daar evengoed last van. Want hun pensioenrechten worden met hetzelfde percentage verlaagd of niet geïndexeerd. Alleen merken zij dat pas als ze over vele jaren met pensioen gaan. Die uitgestelde koopkrachtdaling van 60-minners komt nu nog niet tot uiting in de koopkrachtplaatjes van het CPB, maar die is er wel degelijk.
Drogreden 2: Mijn pensioen is niets anders dan uitgesteld loon.
Jullie hebben allemaal heel veel jaren hard gewerkt en soms zelfs keihard gewerkt, lees ik in jullie mailtjes. Vaak melden jullie erbij dat je al op je 14de of 15de met werken bent begonnen. Henk Krol insinueert met zijn nieuwste verkiezingsleus dat gepensioneerden harder werkten dan de jongeren van nu: ‘Dit is een compleet oneerlijke verdeling tussen werkend, niet kunnen werken en hard gewerkt hebbend! Ten strijde!’
‘Hard gewerkt hebbend’ zet hij dus tegenover ‘werken’. De implicatie is helder, maar zeer dubieus. In elke generatie zijn er mensen die hard werken en mensen die er de kantjes van af lopen. Net alsof alle 60-plussers in de winterkou met de blote hand kanalen hebben staan graven en de huidige jongeren een beetje zitten te niksnutten achter hun computer op kantoor. Veel tieners hebben ook nu nog een bijbaantje naast school, op zaterdag en in de vakanties.
Belangrijker: als het gaat over de verdeling van de pensioenpot, is het volkomen irrelevant of je op je 14de of op je 21ste bent gaan werken. Doorgaans betaalt een werkende pas vanaf zijn 21ste pensioenpremie. Sterker, de startleeftijd is in 2007 verlaagd van 25 naar 21 jaar. De boze 60-plussers zijn dus pas vanaf hun 25ste gaan bijdragen aan hun pensioen. Beweringen in de trant van ‘ik heb 40, 45 of 47 jaar premie betaald’, zijn pertinent onjuist. Temeer omdat de overgrote meerderheid van de boze 60-plussers erg vroeg is gestopt met werken. Een kwart van de mensen die in 2001-2003 met pensioen gingen, was 58 jaar of jonger, 70 procent was 61 jaar of jonger. Sindsdien gaat de gemiddelde pensioenleeftijd gestaag omhoog. Maar nog in 2011 was de helft van alle Nederlanders in de leeftijdsgroep 60-65 jaar al gestopt met werken, en een op de acht in de leeftijd 55-60 jaar.
Kortom: in ruil voor soms maar 30 jaar pensioenpremie betalen, ontvangen de meeste boze 60-plussers een pensioen van 70 procent van hun laatstverdiende loon. Netto is dat vaak 80 procent van het eindloon. Een Nederlander die nu 25 jaar is, kan pas met pensioen als hij 71,5 jaar is. Dan krijgt hij een pensioen van hoogstens 70 procent van zijn middelloon (als alles meezit). Laat dit even goed op jullie inwerken: een 25-jarige moet 50,5 jaar werken en pensioenpremie betalen en krijgt daarvoor een veel lager pensioen dan jullie.
Dan het ‘pensioen is uitgesteld loon’-argument. Dat zou kloppen als het pensioen van ouderen zou bestaan uit de door hen zelf ingelegde pensioenpremies, plus het daarop behaalde beleggingsrendement. Dat is niet zo. De huidige 60-plussers ontvangen in totaal veel meer dan dat. Dat komt door de snel gestegen levensverwachting. De pensioenpremies die zij hebben betaald, waren afgestemd op een levensverwachting na de pensioenleeftijd van ongeveer 7 jaar. Maar de huidige ouderen leven gemiddeld 13 jaar na hun pensionering. Dat enorme ‘pensioengat’ moet gerepareerd worden door de jongeren. Om de tekorten bij de pensioenfondsen op te vangen zijn de pensioenpremies sinds 2000 met 50 procent verhoogd. Jullie zeggen: ‘Ik heb veertig jaar lang premie betaald, dus ik heb mijn pensioen wel verdiend.’ In werkelijkheid hebben jullie veertig jaar lang te weinig premie betaald.
De gepensioneerde heeft dus een groot deel van zijn inkomen te danken aan de werkenden. En niet alleen vanwege de gestegen levensverwachting. De AOW wordt namelijk betaald via een ‘omslagstelsel’. De kosten van de AOW zijn in 2013 begroot op 33 miljard euro. Daarvan wordt 23 miljard betaald door de werkenden via de AOW-premie. De overige 10 miljard betaalt de overheid uit de belastinginkomsten. Werkenden betalen meer belasting dan gepensioneerden, dus ook via die weg vloeit er geld van jong naar oud.
De kosten van de AOW stijgen zeer snel door de vergrijzing. In 1960, drie jaar na de invoering van de AOW, moest een beroepsbevolking van 6 miljoen Nederlanders één miljoen gepensioneerden ‘onderhouden’. In 2013 zijn er op elke gepensioneerde nog maar 3,5 werkenden. In de toekomst gaat die verhouding naar twee op een. De AOW-premies zijn daarom sterk gestegen. Een gepensioneerde die in 1946 is geboren, betaalde gemiddeld 13,4 procent AOW-premie. Voor de huidige werkenden is de premie 17,9 procent.
Dit is dus weer boekhouden op zijn Henk Krols: schijnbare 'beleggingswinst' aanwenden om nu zo veel mogelijk pensioen aan ouderen uit te keren, en daarbij 'vergeten' dat er tegelijkertijd méér geld nodig is om de pensioenen van de toekomst te betalen
Drogreden 3: De pensioenpotten zitten voller dan ooit. Volgens Henk Krol is het onzin om op de pensioenen te korten, omdat de pensioenfondsen rijker zijn dan ooit. De fondsen hebben meer dan 1.000 miljard euro in kas. Dat is inderdaad een record. Krol is als een huiseigenaar die denkt dat hij rijk is, omdat zijn huis 800 duizend euro waard is. Wat hij even ‘vergeet’, is dat er een hypotheek van 900 duizend euro op rust. Krol is dus niet rijk, want als hij zijn huis verkoopt zit hij diep in de schulden. Dat snapt een kind. Welnu: tegenover het recordvermogen van de pensioenfondsen staan recordverplichtingen. Niet alleen het vermogen, ook de pensioenaanspraken van werkenden en gepensioneerden zijn hoger dan ooit. Die aanspraken zijn zelfs harder gegroeid dan het pensioenvermogen. Daarom is er nu een probleem met de dekkingsgraden en eist toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) dat de fondsen maatregelen nemen. In het pensioendebat wel de activa (bezittingen) inboeken, maar de passiva (schulden) die er tegenover staan niet, is volksverlakkerij. Krol moet zich maar niet wagen aan een examen boekhoudkunde, want dan krijgt hij een nul.
Drogreden 4: De dekkingsgraden van de pensioenfondsen zijn te laag door de lage rekenrente.
Een ingezonden opiniestuk van Martin van Rooijen dat op 13 september in de Volkskrant stond, kreeg veel bijval van boze 60-plussers. De voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden beweert daarin dat de tekorten van de pensioenfondsen uitsluitend het gevolg zijn van een kunstmatig lage ‘rekenrente’. Met de rekenrente berekenen de fondsen hoeveel vermogen ze nu nodig hebben om over dertig, veertig jaar alle opgebouwde pensioenrechten te kunnen betalen. Het is dus een inschatting van het toekomstige beleggingsrendement op lange termijn. Wat dat rendement echt zal zijn, is per definitie onzeker. Daarom wil toezichthouder DNB dat de fondsen een behoudende inschatting maken. Want als het werkelijke rendement lager uitvalt dan de ‘rekenrente’, is er straks te weinig geld voor de pensioenen van de huidige werkenden.
Sinds 2006 moeten de fondsen als rekenrente ongeveer de rente gebruiken die Nederland betaalt op staatsobligaties met een looptijd van 20 of 30 jaar. Die staat nu op 2,4 procent. Krol en Van Rooijen vinden dat de rekenrente daarmee ‘onrealistisch laag’ is, omdat de pensioenfondsen sinds 2007 gemiddeld ruim 7 procent rendement hebben gemaakt op hun beleggingen. 50Plus, de SP en de PVV zeggen dat de lage rekenrente de gepensioneerden dupeert door kunstmatige pensioentekorten te creëren. Vanwege die ‘neptekorten’ worden de pensioenen van ouderen onnodig verlaagd.
Onjuist. De tekorten zijn niet nep. Een groot deel van die hoge beleggingsrendementen is juist nep. De Nederlandsche Bank heeft berekend dat het overgrote deel van de rendementen sinds 2007 te danken is aan de waardestijging van obligaties. Dat zijn leningen met een vaste rente voor een langere periode. Als de rente daalt, worden ‘oude’ obligaties, waar nog een hogere rente op zit, meer waard. Pensioenfondsen beleggen heel veel in obligaties.
Vanaf de jaren tachtig is de marktrente vrijwel aan één stuk door gedaald. Maar de rente is nu zó ultralaag, dat hij nauwelijks verder omlaag kan. Als 84 procent van de behaalde rendementen te danken is aan de rentedaling, zal die ‘beleggingswinst’ bij een rentestijging dus als sneeuw voor de zon verdwijnen. Wie doet alsof het rendement van de fondsen ook de komende decennia minstens 7 procent zal zijn, rekent zichzelf rijk. En dat op een moment dat al vaststaat dat de rente alleen maar omhoog kan, en de rendementen dus alleen maar omláág.
De fondsen kunnen de zogenaamde beleggingswinst bovendien nooit incasseren. Als je een oude 6 procents-obligatie van 1.000 euro verkoopt en de koerswinst incasseert, kun je diezelfde 1.000 euro niet meer tegen 6 procent rente voor 30 jaar ‘wegzetten’. De marktrente is nu immers maar 2 procent. Dus wat je aan de ene kant als koerswinst pakt, verlies je aan de andere kant doordat je in de toekomst juist mínder beleggingsrendement maakt.
Dit is dus weer boekhouden op zijn Henk Krols: schijnbare ‘beleggingswinst’ aanwenden om nu zo veel mogelijk pensioen aan ouderen uit te keren, en daarbij ‘vergeten’ dat er tegelijkertijd méér geld nodig is om de pensioenen van de toekomst te betalen.
In het nieuwe pensioenstelsel, waarover nu wordt onderhandeld, gaat een nieuw soort rekenrente gelden. Die is vastgesteld op 4,2 procent. Volgens het Centraal Planbureau, dat de generatie- effecten heeft doorgerekend, is dat ‘aan de hoge kant’. Dat wil zeggen dat de ouderen, zoals het er nu naar uitziet, in het nieuwe stelsel opnieuw zullen worden bevoordeeld.
Drogreden 5: De overheid heeft zelf de pensioenfondsen leeggeroofd.
De ‘greep in de kas van het ABP’, het grootste pensioenfonds van Nederland, is een ‘hot topic’ onder boze 60-plussers. De kabinetten-Lubbers hebben het ABP-vermogen in de jaren tachtig afgeroomd, luidt hun verwijt. De overheid heeft destijds bezuinigd door de werkgeversbijdrage aan de ABP-pensioenpremies te verlagen. Als dat niet was gebeurd, had het ABP er nu veel beter voor gestaan. De regering dreigde ook de (toen zeer hoge) vermogens van andere pensioenfondsen af te romen. Die probeerden hun vermogen daarom bewust onder een bepaalde grens te houden. Maar hoe deden ze dat? Door de pensioenpremies te verlagen. Het zijn dus de huidige gepensioneerden die van die premieverlaging hebben geprofiteerd. Hún nettoloon steeg dankzij die premieverlaging. Bij sommige fondsen betaalden werknemers jarenlang helemaal geen premie, terwijl hun pensioenopbouw (eindloonstelsel) gewoon doorging. De vakbonden gingen akkoord met de premieverlagingen in ruil voor VUT-regelingen, loonsverhogingen en extra vrije dagen. Daarvan hebben – wederom – de toenmalige werkenden, de huidige boze 60-plussers, geprofiteerd.
Drogreden 6: Ons pensioenstelsel is gebaseerd op solidariteit.
Jongeren niet solidair met gepensioneerden? Nog even de feiten op een rij:
1 Jongeren betalen via fors hogere premies het overgrote deel van de almaar stijgende AOW-kosten.
2 Jongeren draaien via eveneens fors hogere premies op voor de kosten van de gestegen levensverwachting in het aanvullend pensioen.
3 Jongeren betalen tot hun 50ste veel te veel pensioenpremie in verhouding tot de pensioenrechten die ze dan opbouwen. Dat overschot wordt doorgeschoven naar de 50-plussers, die juist te weinig premie betalen. Dit systeem is eerlijk als de pensioenvoor- waarden tijdens het hele beroepsleven gelijk blijven. Maar als die tussentijds versoberd worden zoals nu, worden de jongeren benadeeld.
4 Sommige jongeren betalen nog steeds VUT-premie ten gunste van de oude- ren, terwijl de VUT voor henzelf allang is afgeschaft.
5 Jongeren hebben zich tot de nek in de schulden gestoken om torenhoge huizenprijzen te betalen die vooral 50-plussers als overwaarde hebben geïncasseerd. De huizenmarktgekte van de jaren negentig heeft geresul- teerd in een gigantische vermogens- overdracht van jong naar oud.
6 Jongeren moeten zes tot vijftien jaar langer werken voor een lager pensi- oen, omdat de pensioenfondsen de afgelopen dertig jaar ten gunste van de gepensioneerden hebben potverteerd.
Wat een egoïsten hè, die jongeren?
Drogreden 7 : Wij waren in onze jeugd veel armer dan de jongeren van nu.
Dat de gepensioneerden in hun jeugd armer waren dan de 60-minners, staat buiten kijf. Maar ik heb moeite met de suggestie dat de jongeren daarom niet moeten zeuren. Deze drogreden is een variant op de klassieker ‘Wij hebben het land na de oorlog opgebouwd’, waarbij de onuitgesproken boodschap was: ‘Wij hebben het meer verdiend dan jullie’.
Niemand kiest het moment waarop hij of zij wordt geboren. Dat jullie armer werden geboren dan mijn generatie, is geen persoonlijke verdienste, maar toeval. In ruil hebben jullie vrijwel alleen vooruitgang gekend. De 25-jarigen van nu zijn op het hoogtepunt van de welvaart geboren. Hun perspectief is nu: levenslang inleveren. Geweldige economische groei en de ‘jonge’ demografie maakten de verzorgingsstaat in jullie tijd gemakkelijk betaalbaar. Die verzorgingsstaat is in de ‘jubeljaren’ met behulp van tientallen miljarden aan gasbaten in de steigers gezet. Nu er jaren van lage economische groei in het verschiet liggen, het aardgas in Slochteren bijna op is en de getalsmatige verhouding tussen ouderen en jongeren drastisch is gewijzigd, drukken de lasten om de verzorgingsstaat in stand te houden onevenredig op de jongeren.
De zekerheid van een vaste baan tot aan je pensioen is verdwenen. In tegenstelling tot vroeger kun je als stel met kinderen bijna niet meer rondkomen van één inkomen. Daarvoor zijn de vaste lasten te hoog. Sparen is moeilijk met een tophypotheek. Net zo min als je de ouderen kunt verwijten dat zij geprofiteerd hebben van de exorbitante huizenprijsstijging in de jaren negentig, kun je de jongeren verwijten dat ze een huis ‘op de top van de markt’ hebben gekocht. Het is niet aan jullie slimheid of spaarzaamheid te danken dat jullie veel overwaarde hebben op jullie huis. Dat was letterlijk een kwestie van ‘op het juiste moment op de juiste plaats zijn’. Gewoon mazzel dus.
Drogreden 8: De jongeren hebben de pik op ons en willen ons allemaal dood hebben.
Denken jullie nu werkelijk dat ik mijn ouders (beiden in de zeventig) dood wens? Jongeren willen niet van ouderen af, ze vragen hen slechts een evenredige bijdrage te leveren aan het saneren van de pensioenfondsen. Dat betekent dat jullie pensioenen enigszins moeten worden verlaagd. Meer dan 5 procent verlaging in één jaar, zoals bij sommige fondsen dit jaar is gebeurd, is inderdaad wat gortig. Beter is het om pensioenverhogingen en -verlagingen over een iets langere periode te spreiden. Als de pensioenhervorming die nu in Den Haag op tafel ligt doorgaat, gebeurt dat straks ook. Maar dan moeten jullie niet óók nog eisen dat de pensioenfondsen zich rijk mogen rekenen en dat de jongeren alle tekorten uit het verleden repareren. En alle risico’s in de toekomst dragen.
Waarvan akte.
Met vriendelijke groet,
Yvonne Hofs
Economieredacteur van de Volkskrant (44 jaar)